Terug naar Voorblad |
Hoveniersweg 104 |
De Gebouwen
|
De Omstandigheden
|
Ontwikkelingen in die tijd
|
Waarom deze site |
Bibliotheek -- Ziekten 1850-1890
--
Verslagen
Gemeente en
|
Kadasterkaarten
|
Verhaal uit de Kroniek
Aantal bewoners en zieken 1850 tot 1922 |
Details uit het
leven van de stadbaas Pieter Schreuders. Dit verhaal geeft een beeld van de periode 1900 -1945 in TIEL. |
Stadsbaas Pieter Schreuders (Delen uit het verhaal dat geschreven is voor de enkele nabestaanden van de stadsbaas, met name voor de kinderen van diens oudste zoon Gerrit)
Hardinxveld en Giessendam. Hier begint het verhaal, want in Hardinxveld liggen de ‘roots’ van Pieter Schreuders (geboren 9 oktober 1879). De ‘roots’ van zijn vrouw, Pieternella, liggen in Giessendam. Pieternella Breur (geboren op 10 september 1880) was eind 1901 in ’s-Gravenzande komen wonen. Ze verdiende haar brood als dienstbode en heeft onder meer in Rotterdam en Den Haag gewerkt. Haar vader, Gerrit, was een grondwerker die in het Westland emplooi had gevonden. Kende Piet zijn Pieternella uit hun jeugdjaren van de kerk, of van de zangvereniging? Ze waren beiden in elk geval Nederlands Hervormd. Toen Pieter zich in juli 1906 in Naaldwijk bij de burgerlijke stand meldde, kwam hij rechtstreeks uit Hardinxveld. Op 1 juni 1906 is hij in de woonplaats van zijn bruid, ’s-Gravenzande, getrouwd met Pieternella. De ambtenaar op het gemeentehuis noteerde dat Pieternella Breur op 25 juli 1906 van ’s-Gravenzande in Naaldwijk was komen wonen. Hun eerste gezamenlijke adres staat niet vermeld. De Pieter die naar het Westland was getrokken om te trouwen met Pieternella was een zoon van Aalbert Schreuders (geboren 8 juli 1849) en Neeltje van Loon (7 april 1848). Aalbert (toen 23 jaar) en Neeltje (toen 25) zijn op 28 juni 1873 getrouwd. In Naaldwijk schonk Pieternella het leven aan een dochter (Neeltje, 26 mei 1907) en een zoon (Gerrit, 22 mei 1908). Het jaar na de geboorte van Gerrit Schreuders trok het jonge gezin weer naar ’s-Gravenzande. Je kon ze aantreffen op het adres C keet. Het moet voor de jonge ouders buffelen en behelpen zijn geweest in ’s-Gravenzande. Zou het echtpaar tijdelijk bij pa en ma Breur hun intrek hebben genomen? Misschien, want datzelfde jaar nog pakten de jonge ouders hun baby’s en spulletjes op en betrokken een huisje in de gemeente Monster op het adres B 108 (‘strandkeetslag’ valt met moeite te ontcijferen in het boek van de burgerlijke stand). B 108 in Ter Heijde aan Zee om precies te zijn. ‘Dat Ter Heijde stelde niet veel voor,’ zegt een medewerker van het Westlands Archief in Naaldwijk. Naar alle waarschijnlijkheid had pa Pieter werk gevonden bij de kustversterking. De duinenrij daar is niet indrukwekkend. Strekdammen werden in zee gelegd om het Westland te beschermen tegen het oprukkende water. Dat was een kolossaal karwei dat landelijk de aandacht trok. Het Nieuws van den Dag schreef er in april 1907 over. Met een speciale trein was het college van dijkgraaf en hoogheemraden met de secretaris-rentmeester van het Hoogheemraadschap Delfland, onder aanvoering van de ingenieur van Delfland, uit Hoek van Holland naar Ter Heijde aan Zee komen rijden. Dat kon dankzij een speciale spoorbaan die was neergelegd voor de aanvoer van materiaal voor het verlengen van de strandhoofden. Het project, meldde de krant in 1907, besloeg de hele kust van Hoek van Holland tot Ter Heijde. ‘Het verlengen van de strandhoofden is reeds krachtig aangevangen.’ Pieter Schreuders zal wel bij die klus betrokken zijn geweest, anders huis je niet met jouw gezin in een keet bij de strandopgang. Het kost weinig moeite je voor te stellen dat Pieter er als voorman zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, dat hij zijn superieuren opviel. Zijn lengte hielp daarbij natuurlijk ook mee. Kleinzoon Fred ziet opa nog voor zich als een indrukwekkende man met enorme handen. Wat ook opviel waren zijn lichte ogen. De kust bij Ter Heijde was een zorgenkind voor Delfland. Voor de zekerheid was achter de smalle duinenrij een dijk gelegd. Desondanks bleef het een kwetsbare kuststrook. Niet toevallig is recentelijk de ‘zandmotor’, die de Zuid-Hollandse kust een betere bescherming moet bieden, juist bij Ter Heijde opgeworpen. Internationale bekendheid verwierf Ter Heijde eeuwen geleden dankzij luitenant-admiraal Maarten Harpertszoon Tromp. Die is namelijk tijdens de zeeslag voor Ter Heijde dodelijk gewond geraakt. Dat was in de zomer van 1653. Schilder Willem van de Velde (I) heeft dat gevecht op zee vastgelegd – het is nu een van de topstukken in het Rijksmuseum. De schilder heeft de zeeslag met eigen ogen gevolgd, aan boord van een van de schepen maakte hij schetsen die hij later heeft uitgewerkt. Wie heden ten dage Ter Heijde aan Zee uit Monster binnenrijdt, passeert enkele stoere kanonnen – onmiskenbaar herinneringen aan destijds. Op de muur van de hervormde kerk in het (meermalen afgebroken en weer opgebouwde) dorp hangt een plaquette die vermeldt dat in 2003 deze zeeslag hier uitgebreid is herdacht. Het was in de donkere maand december 1909 dat het gezin Schreuders aan de voet van de duinen kwam wonen. Nog geen anderhalf jaar later verliet Pieter het Westland voor een betrekking als stadsbaas in Tiel. Hij wist snel carrière te maken. Stadsbaas – ‘Van Dale groot woordenboek der Nederlandsche taal’ omschrijft dat begin vorige eeuw als: baas over de stadsarbeiders. Stadsbazen had je destijds in steden als Dordrecht, Doesburg, Haarlem en Weesp. De Arnhemsche Courant schreef in 1911 dat niet zo lang geleden de grotere steden een stadsbaas in dienst hadden die met wat technische kennis en gezond verstand zijn werk kon doen. In de tegenwoordige tijd (1911 dus) dient, aldus de krant, in een stad als Arnhem een directeur echter een brede opleiding te bezitten, ‘zooals werktuigkunde en waterbouwkunde, juridische en sociale kennis, enz. Adviezen op allerlei gebied worden van hem gevraagd, dikwijls over de meest ingewikkelde zaken.’ Arnhem was blijkbaar een traditionele stadsbaas ontgroeid. Tiel echter niet. Een ambtenaar van de burgerlijke stand van het stadje aan de Waal pende in zwierige letters in het grote boek dat op 24 april 1911 aan de Hoveniersweg in deze stad waren komen wonen: Pieter Schreuders, ‘stadsopzichter’, met zijn vrouw Pieternella en hun kinderen Neeltje en Gerrit. De oude stadsbaas Van Manen in Tiel was op een leeftijd gekomen dat hij het werk niet meer aan kon. Of hij van zijn functie ontheven mocht worden, had hij de burgemeester van Tiel gevraagd. De vroede vaderen keken daarop rond naar een geschikte opvolger. Ze adverteerden voor een stadsbaas die speciaal bekend was met de aanleg en het onderhoud van wegen, graaf-, grond- en bestratingswerkzaamheden en bovendien niet ouder was dan dertig jaar. De geboden jaarwedde bedroeg f 500,- en tevens een vrije woning. De advertenties leverden geen geschikte kandidaten op. Het honorering was blijkbaar te mager, gezien de gestelde eisen. Wil je een buitengewoon bekwaam persoon vinden, dan is een salaris van f 1700 per jaar nodig, vreesde het gemeentebestuur bij nader inzien. Alleen voor dat bedrag maak je kans een opzichter der gemeentewerken te vinden, hield de burgemeester de gemeenteraadsleden voor. Burgemeester Bönhoff zei, aldus de Tielsche Courant van 7 april 1911: ‘Er is gezocht naar een practisch man, maar uit de vele aanbiedingen was geen keuze te doen, tot bij toeval de aandacht werd gevestigd op den door B. en W. bedoelden persoon, die door vlijt en aanleg is opgeklommen van arbeider tot vertrouwensman.’ De raadsleden gingen met de benoeming van Schreuders tot stadsbaas akkoord. Hoe komt het dat Pieter Schreuders, werkzaam aan de kust bij Ter Heijde, helemaal in Tiel bekend was geraakt? Het antwoord op die vraag valt aan de hand van dit onderzoekje niet te geven. Er is geen burgemeester Bönhoff in het Westland geweest, die zijn broer in Tiel getipt kon hebben. De naam Bönhoff kwam overigens niet veel in ons land voor. Hoe dan ook, er zullen wel autoriteiten in het Westland zijn geweest met wie de burgemeester contact had in zijn zoektocht naar een goede stadsbaas. De burgerlijke stand van Monster meldt dat het gezin Schreuders op 22 april 1911 naar Tiel is vertrokken. Naar de Hoveniersweg. Daar, buiten de binnenstad, was in 1875 een isolatiebarak neergezet. Hier was plaats voor de opvang van zestien patiënten met besmettelijke ziekten. Naast de barak kwam een vrijstaande woning voor de opzichter en zijn vrouw, zij moest de ziekenbarak schoon houden. Een ontsmettingsgebouwtje heeft er ook gestaan. Hij zorgde voor het onderhoud van het geheel en was tevens opzichter van Gemeentewerken. Op de plek van de vroegere ziekenbarak staan nu vijf woningen; met de komst van het eerste serieuze ziekenhuis in de stad, in 1885, was er geen apart onderkomen meer nodig voor de opvang van lijders aan besmettelijke ziekten. Het huis van de opzichter uit 1875 staat er nog. Op de Hoveniersweg 104 (huidige nummering). Hierheen verhuisden Piet en Pieternella met hun gezin. Wie in 1912 zich bij het gezin voegde, was Gerrit Breur, de vader van Pieternella. Deze Gerrit was in augustus 1849 in Hardinxveld geboren en had, zoals we zagen, werk gevonden in het Westland. Zijn echtgenote, Cornelia Klop, was daar in juni 1910 overleden. De weduwnaar heeft bij zijn dochter en schoonzoon aan de Hoveniersweg zijn laatste levensjaren gesleten. Op de gemeentewerf is er immers altijd wel aanspraak voor een oude grondwerker. Hij is eind december 1918 overleden. Veel is er in de kranten van destijds niet terug te vinden over stadsbaas Schreuders. Maar duidelijk is wel, dat de burgemeester alle vertrouwen in hem had. Wanneer in 1912 een raadslid voorstelt als gemeente een eigen timmerman, metselaar en meer van dergelijke vaklieden in dienst te nemen, wijst de burgemeester op de hoge kosten die daarmee gemoeid zijn. Er is, zegt hij, immers niet altijd voldoende werk. En om te voorkomen dat losse krachten te veel berekenen, heeft Tiel ‘thans een knappen stadsbaas; van hem hangt in dezen veel af.’ Aldus de Tielsche Courant. Enkele jaren later onstpon zich in de gemeenteraad een discussie over de hoge lasten die gemoeid waren met de verbetering van een weg. Is het begrote bedrag wel voldoende, informeerden raadsleden? B. en W. hebben, zei de burgemeester, ‘nogmaals den stadsbaas inlichtingen (-) gevraagd. Hij blijft er bij, dat de weg voor het geraamde bedrag uitstekend in orde zal komen en daarom handhaven B. en W. hun voorstel.’ Kunnen er weer bomen langs de weg komen, vroeg een raadslid. Nee, reageerde de burgemeester, want dan kan je de weg niet in goede staat houden volgens de stadsbaas. En hij is de deskundige op wie we vertrouwen. Nou, antwoordde een raadslid, ik heb de stadsbaas ook wel hoog zitten, maar als hij zulke theorieën verkondigt, is hij echt niet deskundig. Een rij bomen moet toch kunnen? De burgemeester: ’Neen, ook die eene rij zal den grond losmaken.’ En aldus besloot de gemeenteraad met negen voor- slechts twee tegenstemmers. Wat de stadsbaas voorstelde, gebeurde gewoon. In de 20’er jaren beleefde de stad een hele vooruitgang dankzij de aanleg van waterleiding. De gemeenschappelijke pomp achter de woningen en de stinkende poepdozen waren niet meer nodig. Het Hovenierslaantje kreeg in 1915 riolering. In datzelfde jaar trok het gemeentebestuur geld uit om de woning van de stadsbaas aan de Hoveniersweg te verbeteren. Het gezin Schreuders was in april 1913 uitgebreid dankzij de geboorte van Aalbert, drie jaren later gevolgd door Pieter. In de zomer van 1920 completeerde Cornelis het geheel. Volgens de gegevens van de burgerlijke stand arriveerde in de Hoveniersweg pal na de kerstdagen van 1926 een verpleegster Geertruida (Teunissen? Dat valt moeilijk te ontcijferen), zij kwam uit Zwolle en was in 1901 in Heteren geboren. Nog geen anderhalve maand na haar komst in Tiel is ze al weer doorgereisd naar Arnhem. Ziektegeval blijkbaar genezen. Je doet het als stadsbaas nooit goed, zal Pieter Schreuders ongetwijfeld hebben gedacht toen hij in november 1919 Ons Weekblad, R.K. orgaan voor Tiel en Omstreken onder ogen kreeg. Het was winter en het had gevroren, maar er was wel erg karig met zand gestrooid vond de redacteur van Ons Weekblad. ‘Hier en daar is wat neergestrooid, maar op zoo zuinige wijze, alsof de stadsbaas met een grooten peperbus door Tiel was gedraafd. Op afdoende wijze het gevaar van armen of beenen breken, uit den weg ruimen, ho maar, het lijkt ér niet op! Eerst zullen er weer een aantal ongelukken moeten hebben plaats gehad—alzoo een stuk of wat kalveren verdronken zijn!— en dan komt er verbetering: de put wordt gedempt!’ Er klonken ook andere geluiden. Lees even mee in het gemeenteraadsverslag van de Tielsche Courant in juli 1931 over de voortgang van rioleringswerkzaamheden. Er wordt veel en hard gewerkt, meende raadslid Van der Made. ‘En als er veel over ’t werkvolk gesproken is wil spreker nu de aandacht vestigen op den stadsbaas Schreuder. Immers, wanneer er iemand is die zijn tijd opoffert dan is deze het wel. Vaste uren kent hij niet en hij is dikwerf dag en nacht in touw. Bovendien doet hij dit alles vrijwillig, daar hij slechts een vast salaris heeft en hem geen overuren betaald worden. Het zou aanbeveling verdienen zoó de Raad zich tot taak stelde den heer Schreuder (de ‘s’ ontbrak in het bericht, jmp) hiervoor een douceur te geven. De Voorzitter stemt gaarne in met de woorden van lof aan het adres van den stadsbaas gericht. De juiste tijd om over een douceur te spreken is het nu niet. Beter is dit wanneer de rioleering voltooid is.’ In de crisisjaren leverde het door de gemeente inzetten van werklozen natuurlijk kritiek op. Een raadslid klaagde bijvoorbeeld dat voor de klussen ‘hoofdzakelijk de vriendjes van den architect en van de stadsbaas worden aangesteld.’ Tiel was noodlijdend geworden en telde honderden werklozen. En dan had de stad ook nog de arrondissementsrechtbank zien vertrekken; het kantongerecht bleef gelukkig nog wel in de stad. Tiel maakte moeilijke tijden door. In de winter van 1925-1926 dreigde er vanwege ijsvorming in de Waal een overstroming. De kanonnen waarschuwden de mensen in Tiel en omgeving om extra waakzaam te zijn. Een combinatie van langdurige regenbuien met veel smeltwater zorgde voor zoveel wassend water dat inderdaad de dijk van de Maas bij Over- en Nederasselt het begaf. Het Land van Maas en Waal kwam onder water te staan. Dorpen raakten verwoest, zo’n drieduizend woningen liepen schade op. De Provinciale Noordbrabantsche Courant van 4 januari 1926 schreef op de volle breedte van de voorpagina over ‘De hel bij Beugen’. Na een schets van de ellende alom, volgt het bericht dat uit Tiel hedenmorgen wordt geseind: ‘De Waal is het laatste etmaal 29 c.M. gewassen. De stand is nu 10.14 bóven N.A.P. Nog nooit tevoren was het water zoo hoog.’ Het spoorwegverkeer op het traject Den Bosch-Nijmegen raakte ontregeld, treinen moesten worden omgeleid via Tiel. De verbinding tussen beide oevers van de Waal was alleen nog mogelijk, omdat het de ‘Gijsbert Stout’, de stoomsleepboot die dienst deed als veerpont, lukte van dijk tot dijk te varen; ‘een unicum’, aldus het Tielsch Nieuwsblad van 6 januari 1926. Toen de kleine pont weer in Tiel arriveerde, stond een Rode Kruiscolonne gereed om de gevluchte vrouwen en kinderen ‘liefderijk te ontvangen.’ Fred herinnert zich dat zijn vader vertelde als achttienjarige samen met opa in een grote roeiboot de Waal over te hebben geroeid om boerengezinnen en vee in veiligheid te brengen. Opa zou die reddingsacties meermalen hebben verricht. Dat moet niet eenvoudig zijn geweest, want de kranten maakten midden januari melding van onbetrouwbare ijsvlakten op het ondergelopen land. En dan was er ook nog een zware oosterstorm opgestoken. Sneeuwbuien joegen over het ondergelopen Rivierenland. Voor zijn reddingswerk kreeg de stadsbaas een bronzen onderscheiding, aldus kleinzoon Fred. Hij had dat gehoord van zijn vader, die bij enkele reddingsacties had geassisteerd. Bij Koninklijk Besluit was in 1855 door de koning een ‘onderscheidingsteken ter erkenning van uitstekende daden bij watersnood verricht’ ingesteld – de zogenaamde Watersnoodmedaille. De onderscheiding droeg, ook in 1926 (Wilhelmina had toen immers haar vader opgevolgd), de beeldenaar van koning Willem III. In zilver en brons is deze medaille geslagen. Stadsbaas Schreuders heeft dus ook zo’n hoge onderscheiding in ontvangst mogen nemen. Op de penning, nu in bezit van kleinzoon Pieter, staat de naam van de moedige redder gegraveerd. Dit was, achteraf bekeken, de laatste grote watersnoodramp in dit Rivierengebied. Het lintje is na 1926 niet meer uitgereikt, ook niet in 1953. In april 1936 was Pieter Schreuders een kwart eeuw in dienst van de gemeente Tiel. De Waalbode besteedde hier aandacht aan: ‘Gisteren jubileerde de stadsbaas, de populaire, eenvoudige, voor ieder bereidwillige persoon. De heer P. Schreuders heeft als gemeente-opzichter zich in deze 25 jaren doen kennen als een plichtsgetrouw ambtenaar, die groote waardeering verdient. Dit is ook gisteren gebleken, toen zijn woning bestormd werd met feliciteerenden en de bloemenschat haast niet meer te overzien was. Van de gemeentediensten, van de Brandweer en vele particulieren werd de heer Schreuders gecomplimenteerd en met schenken vereerd.’De krant besloot het bericht met ‘onzen ijverigen Stadsbaas’ het beste te wensen ‘voor nu en de toekomst.’ Pak een telefoonboek, of zoals het officieel heette ‘Naamlijst voor den interlocalen telefoondienst’, uit 1930 en je zoekt in Tiel tevergeefs naar Schreuders. Kijk je echter bij stadsbaas dan zie je dat die te vinden is op de Hoveniersweg H 376 en dat je hem kunt bereiken onder telefoonnummer 215. In het telefoonboek van 1937 heeft de stadsbaas hetzelfde telefoonnummer, maar het adres is dan Hoveniersweg 104. Zelfs in 1941 besteedde de Tielsche Courant aandacht aan het feit dat dertig jaar geleden Pieter Schreuders als stadsbaas in Tiel was begonnen. ‘Als gelukkige bijzonderheid kunnen wij nog vermelden, dat de heer Schreuders, die — zooals gemeld — by den brand van de fabriek van Jan E. de Boer gewond werd en sindsdien in het ziekenhuis verpleegd wordt, vandaag of morgen weer naar huis zal terugkeeren, zoodat hij zijn Jubileum temidden der zijnen zal kunnen vieren.’ De Waalbode schreef eveneens over het jubileum: ‘Donderdag 1 Mei was het 30 jaren geleden dat onze stadsbaas, de heer P. Schreuders in dienst kwam van onze gemeente. Het was juist dienzelfden dag, dat hij uit het ziekenhuis ontslagen werd, waar hij eenige weken moest verblijven naar aanleiding van de kwetsuren welke hij opliep bij het blusschen van den brand der fabriek van de N.V. Jan E. De Boer. Temeer was het daarom een aanleiding om hem te gaan feleciteeren, waarvan het hoofd der gemeente en vele andere gaarne gebruik hebben gemaakt.’ De stadsbaas plaatste in de Tielsche Courant na alle feestelijkheden een advertentie: ‘Ondergeteekende betuigt langs dezen weg zijn welgemeenden dank aan allen, die bewijzen van deelneming hebben gezonden na het mij overkomen ongeval; aan den Wel Ed.ZeerGel. Heer Dr. C. J. J. HOOGENBOOM voor de buitengewone geneeskundige hulp en de Zusters van „Bethesda" voor de zorgvuldige verpleging. Verder dankt hij, mede namens zijn Vrouw, voor de belangstelling bij zijn 30-jarig Ambtsjubileum ondervonden. Tiel, den 6 Mei 1941. P. SCHREUDERS, Gemeente-Opzichter (Stadsbaas)’. Waar de stadsbaas met zijn gezin tegen het eind van de oorlog tijdelijk onderdak heeft gevonden, is niet bekend. Vermoedelijk zal dat ergens in de buurt van zijn stad zijn geweest. En hij was ongetwijfeld een van de eersten die toestemming kreeg om terug te keren naar Tiel. Het echte werk aan de wederopbouw was evenwel de taak voor zijn opvolger, want stadsbaas Schreuders ging met pensioen. Op 1 november 1945. De Tielsche Courant schreef er, ondanks de papierschaarste, uitgebreid over. Op de voorpagina. In de bovenzaal van De Beurs was iedereen die met de gemeentelijke opzichter had samengewerkt, verzameld. ‘Onze burgemeester de heer Cambier van Nooten was de eerste in de rij sprekers die het woord voerde. Spr. (spreker, jm) liet in zijn dikwijls met humor doorspekte afscheidswoorden duidelijk uitkomen, welk een uitzonderlijke positie de heer Schreuders in den gemeentedienst innam. Hij was de schakel tusschen de leiding en den werknemer. Deze taak heeft hij, aldus den burgemeester, voortreffelijk vervuld. Vanaf 1 Mei 1911, dus ruim 31 jaar, heeft de „Stadsbaas" — want zoo was zijn naam nu eenmaal in den volksmond — naar beste vermogen gediend. De scheidende ambtenaar heeft niet minder dan 2 wereldoorlogen meegemaakt. Hetgeen genoeg zegt. Het ligt, aldus den burgemeester, de aanwezigen allen nog versch in het geheugen wat een oorlog voor extra werk en beslommeringen voor de gemeente met zich brengt. Mede door het flinke optreden van baas Schreuders is er veel goeds in onze stad tot stand gekomen. We denken hier aan de rioleering, verzorging en aanleg van wegen, straten en plantsoenen. Maar ook in de kleine dingen was Schreuders dikwijls een vraagbaak voor velen. Aan het slot van zijn woorden sprak de burgemeester de hoop uit, dat de heer Schreuders voor zijn gezin nog lang gespaard mag blijven en dat hij zijn welverdiende rust nog geruimen tijd mag genieten.’ ‘Als waarnemend directeur van de Tielsche brandweer sprak de heer P. Griffioen, die ook het vele goede en de activiteit van den „Baas" releveerde. Namens de aanwezigen bood hij den scheidenden ambtenaar een prachtige rookstoel aan. De waarnemend directeur van gemeentewerken, de heer Van Luin sprak namens den gemeentelijken dienst woorden van dank. Hoewel nog kort in deze gemeente, heeft hij toch reeds de groote arbeidslust en energie van baas Schreuders kunnen vaststellen. Als blijk van erkentelijkheid bood hij den heer Schreuders een mand met fruit aan, terwijl mevrouw Schreuders met bloemen werd verrast. Namens het college van brandmeesters overhandigde de heer Th. Beutener den scheidenden functionaris ook nog bloemen.’ ‘Namens het gemeentelijk werknemend personeel spraken de heeren Hendriks en Orlemans, die wezen op de prettige samenwerking, die tusschen baas Schreuders en hen steeds had bestaan.’ Een tot slot meldde de verslaggever: ‘Nadat de thee was gebruikt dankte de heer Schreuders voor de vriendelijke woorden, die tot hem waren gericht en de cadeaux die waren angeboden. De groote medewerking, die hij van al het personeel steeds had mogen ondervinden hebben het mogelijk gemaakt, dat de dienst functioneerde, zooals men dit graag wilde. Men bleef na het officieele gedeelte nog eenigen tijd gezellig bijeen.’ De gepensioneerde stadsbaas keerde na het overlijden van zijn vrouw (ze is in juni 1946 gestorven) terug naar zijn geboorteplaats Hardinxveld. Wanneer deze verhuizing was, valt in de openbare archieven niet te achterhalen. Kleinzoon Piet (zoon van Aalbert uit Tiel) weet nog goed dat opa woonde in een huisje aan de rivierdijk. Hij reed er op zijn bromfiets wel eens heen om samen met opa te gaan vissen. En kleinzoon Cor weet nog dat opa rond Sinterklaastijd naar Amstelveen kwam, met cadeautjes ongetwijfeld. Eens in het jaar reisde het gezin van Gerrit Schreuders van Amstelveen naar opa in Hardinxveld. Daar is Pieter Schreuders op 17 april 1958 overleden. Op een leeftijd van 78 jaar; na een kortstondige ziekte. De overledene werd van de Rivierdijk A 568 in Hardinxveld vervoerd naar de Lijsterstraat 6 in Tiel. Die woning was inmiddels betrokken door Ab Schreuders. Vandaar werd het stoffelijk overschot op 21 april overgebracht naar de Papesteeg, de begraafplaats waar Pieternella op hem wachtte. In Tiel is niets concreets meer te vinden dat herinnert aan de stadsbaas die in 1911 vanuit Monster werd binnengehaald. Maar zijn kleinzoon Fred is, pakweg een eeuw later, als constructief ontwerper betrokken bij een groot bouwproject aan de oever van de Waal. Het betreft de aanleg van een ondergrondse parkeergarage (drie verdiepingen!) aan de voet van de dijk. Die garage dient als compensatie voor een buitendijks gelegen parkeerterrein dat verdwijnt om de Waal meer ruimte te geven. De rivier, die al eeuwen sterk het leven in Tiel bepaalt. De naam van het project (boven de ondergrondse parkeergarage komen allerlei culturele instellingen – het wordt meldt de gemeente ‘een bruisend centrum voor muziek, dans, beeldende kunst, literatuur en informatie’) herinnert aan vroeger: Westluidense Poort. De Tielsche Courant schreef namelijk in 1852 al over het plan van het gemeentebestuur een deel van de walmuur bij Westluiden af te breken. Jan Maarten Pekelharing en Dikkie de Vries-Schreuders Februari 2017 Bronnen: H. van Heiningen, Tiel in oude ansichten, 2e druk, Zaltbommel, 1982 N.M.F. Lathouwers en J.P.H. van Zoelen, Kent u ze nog... de Tielenaren, Zaltbommel, 1974 Henk Manders, foto’s Nic. Lathouwer, Meer dan een hoenderik vol... Tielse herinneringen, Zutphen, z.j. Historisch Archief Westland, Naaldwijk Regionaal Archief Dordrecht Regionaal Archief Rivierenland Familie-archief en herinneringen familieleden Schreuders Delpher (www.delpher.nl) Website Chris Koolma (Hoveniersweg 104) Wikipedia
|