De Tielse barak voor besmettelijke ziekten aan de
Hoveniersweg 1875-1926. Inleiding.
De gezondheidszorg staat volop in de belangstelling. Regelmatig valt
kritiek te horen op de kwaliteit, de organisatie en de hoge kosten. Toch
mogen we wanneer we kijken naar het (verre) verleden zekert niet
mopperen. In die tijd werden de zieken, wanneer je welgesteld was, thuis
of in het gasthuis verpleegd. Was je onbemiddeld dan kwam je wanneer je
geluk had in het gasthuis terecht anders werd je helemaal niet
verpleegd. De kosten van opname in het gasthuis kwamen dan voor rekening
van de diaconie bij de Protestanten of het parochieel armbestuur bij de
Rooms-katholieken. In alle andere gevallen kwamen de zorgkosten voor
rekening van de ‘algemene armen’, dus het stadsbestuur. Het is nu
vanzelfsprekend dat ‘medicine doctoren, apotheeckers en chirurgijns’
zich niet onbekwaam mogen drinken als zij in hun functie de patiënten
gaan visiteren. Het was in 1724 nog wel nodig om dat door het gemeente
bestuur te laten afkondigen! Er werd om
misstanden te voorkomen daarom een gilde opgericht. In de 19e eeuw,
vanaf 1848, nam de‘Geneeskundige Kring Tiel en Omstreken van de
Nederlandse Mij. tot Bevordering van de Geneeskunst’ deze taak over. En
langzamerhand, tot op de dag van heden zijn er allerlei wetten gekomen,
die in brede zin voorzien in de handhaving van onze ‘zorg’. Vooral in de
periode na de Tweede Wereldoorlog namen de regelingen met betrekking tot
ziekte en zorg een snelle en uitgebreide vlucht. Het is intussen heel
gewoon en zo vanzelfsprekend dat ze er in feite dagelijks zijn, de
huisarts, tandarts en de specialisten als de KNO-arts, oogarts,
kinderarts, oncoloog, chirurg, psychiater, hematoloog en anesthesist.
Evenals overigens de zorgcentra, begeleid wonen, scholen voor bijzonder
onderwijs etc. Gehandicapt mag men niet meer zijn, men spreekt nu van
een beperking. Bejaardenhuizen bestaan niet meer. Dat zijn zorgcentra
geworden. Maar is dat alles zo gewoon? Ja, in onze tijd wel, maar het
is goed te bedenken dat het veel energie, tijd en moeite gekost heeft
zover te komen. In ieder geval is het geen vanzelfsprekende zaak en is
het goed even bezinnend en misschien relativerend achterom te kijken.
Dan wordt men dankbaar voor dat alles wat er nu bereikt is, ondanks de
onvolkomenheden, want die zijn en waren er ook. Maar zoals we allen
weten zijn die menselijk! De historische ontwikkelingen in de ziekte
en zorg van de laatste anderhalve eeuw zijn zo veelomvattend, dat het
eigenlijk, ook voor Tiel e.o. een boek waard zou zijn! Daarom is
het volgende geschreven over een vergeten gemeentelijk ‘zorg gebouw’,
waar zelfs geen foto’s van gevonden zijn!

De besmettelijke zieken barak.
De rond het midden van de 19e eeuw alom
heersende epidemieën van besmettelijke ziekten als cholera, pokken en
tyfus waren er debet aan dat onder premier J.R. Thorbecke (1798-1872)
een Wet op de Besmettelijke Ziekten werd voorbereid. Kort na het
overlijden van de grote staatsman werd die van kracht. De gemeenten
werden vervolgens via een schrijven van de Geneeskundige Provinciale
Raad geadviseerd een ‘locaal voor besmettelijke zieken uit den gegoeden
stand’ in te richten. Het was toen nog duidelijk een tijd van rangen en
standen! Maar de Wet zelf bepaalde dat iets dergelijks voor
‘minvermogenden’ gerealiseerd moest worden. In augustus 1873 werd ook in
de Tielse raad een plan voor een dergelijk gebouw voor beide categorieën
aangeboden. Het moest in hout uitgevoerd worden. De regeling was geen
hamerstuk. Er rezen allerlei bezwaren, vooral over de kosten, waardoor
de gewone raadsvergadering over dit punt in een ‘geheime’ werd omgezet.
De raadsleden Kruijthof, Rink, Campagne, Verbrugh en Van Lidth de Jeude
hadden vooral financiële bezwaren. Verschillende locaties kwamen aan de
orde als vestigingsplaats, o.a. bij de zgn. baggerkuilen bij de Adamshof
en bij het Molenstraatje. Uiteindelijk wordt besloten een houten
ziekenbarak voor ‘afzondering en verpleging van zestien lijders’ op
Zandwijk te bouwen aan de Hoveniersweg, waarvoor de gezamenlijke kosten
ca. fl. 9000,- zouden mogen bedragen. Om het benodigde geld bijeen te
krijgen werden aandelen groot fl. 500,- uitgeschreven, tegen een rente
van ten hoogste 5 %, waarvan jaarlijks een aandeel zou worden afgelost.
Op het in Zandwijk aangekochte perceel land, groot 5470 m 2 , dat voor
Fl. 2500,- van de Beheerderswoning barak voor besmettelijke ziekten.
Foto Bert Leenders heer Tilanus was aangekocht, werd de aanwezige
woning bestemd tot beheerderwoning. De opzichter van gemeentewerken, de
heer Brands verkreeg de bijbaan van opzichter van de ziekenbarak en
betrok samen met zijn vrouw, die geacht werd mee te werken in de
ziekenbarak, de woning tegen een huur van fl. 1,25 per week.
In 1875 werd de barak en de beheerderwoning opgeleverd en voldeed men ook
in Tiel aan de nieuwe Besmettelijke Ziektewet. Maar een jaar later bleek
men slechts één ‘onvermogende lijder’ met typhus opgenomen te hebben, waarvan de kosten dus geheel voor
rekening van de gemeente kwamen. En die kosten waren voor 31 dagen
opname fl. 187,76. De kosten van de geneesmiddelen zaten daar nog niet
bij. In het verslag van de gemeente waarschuwde men, dat die uitgaven,
welke uithoofde van onvermogen van de lijder daarop niet kunnen worden
verhaald, dus door de gemeente werden gedragen. En dat daarom de barak
wel eens een zeer bedenkelijke financiële zaak kan worden. Het naar
verhouding geringe aantal ‘lijders’ in de daarna komende jaren was
vooral te wijten aan de inmiddels steeds beter wordende voorzieningen
en hygiënische omstandigheden, een tendens die voor het gehele land
opging. Ook de oprichting van het Rooms-katholieke ziekenhuis Sint
Andreas en het Protestantse ziekenhuis Bethesda, die later een eigen
barak en/of afdeling voor besmettelijke zieken hadden, deed het gebruik
van de gemeentelijke barak afnemen.
Over het verdere interne reilen en zeilen van
de besmettelijke ziekenbarak is weinig bekend. Een eigen archief is er
niet van bewaard, maar meer onderzoek in het stadsarchief en de kranten
zal zeker materiaal opleveren voor een meer uitgebreide beschrijving. Op
de bewaard gebleven plattegrond van het gebouw bij het kadaster, lijkt
het uit twee delen te bestaan, met een
ingang in het midden. Vooralsnog onbekend is of het aparte barakken
waren voor de beter gesitueerden en de minder bedeelden, of een
splitsing in een mannen- en vrouwenbarak.
In 1926 werd de besmettelijke
zieken barak aan de Hoveniersweg buiten gebruik gesteld, na nog even
enkele kinderen met roodvonk gehuisvest te hebben. In hetzelfde jaar
diende het ook nog voor de opvang van een aantal watersnoodslachtoffers
van de overstroming in Maas en Waal. Maar daarna had het voornamelijk
gediend als opslagplaats voor de Dienst Gemeentewerken van Tiel. In 1930 werden de gebouwen gesloopt door
verbranding. Waarschijnlijk was men bang dat er nog een besmetting uit
de gebouwen kon voortkomen. De brand bracht wel wat overlast bij de
omgeving, waar van de huizen enkele ramen door de hitte barstten. Op de
vrijgekomen grond werden uiteindelijk in 1933 vijf woningen gebouwd. De
beheerderwoning bleef bestaan tot op de dag van heden. Tot 1972 bleef
deze ook de ‘ambtswoning’ van de Tielse gemeenteopzichter. Tegenwoordig
heeft het huisnummer Hoveniersweg 104 en wordt bewoond door het
kunstenaarsechtpaar, edelsmid Hanneke van der Haven en partner Chris
Koolma.
Geraadpleegde bronnen
- Tiels Stads en Arrondissementsweekblad v.a. 1873.
- Ingekomen stukken en notulen raad v.a. 1872.
- Serie akten v.a. 1873.
- Jaarverslagen gemeente Tiel v.a. 1872.
- www.hoveniersweg104.nl
Geschreven door W Veerman. De Nieuwe Kroniek dec 2012.
https://www.oudheidkamer-tiel.nl/docs/nieuwe_kroniek4_1.pdf |